Little ACTION – DJECO – Review Hoe zijn jouw motorische vaardigheden?

little ACTION van djeco

Little ACTION van DJECO is een gezelschapsspel voor kinderen van 2,5 tot 5 jaar oud. Het wordt gespeeld met 2 tot 4 spelers en duurt zo’n 10 minuten.

Wat gelijk opvalt als je de doos open doet zijn de vrolijke kleuren. Het materiaal is ook stevig wat zeker fijn is voor deze jonge groep kinderen.

Little ACTION is gedesignd in Frankrijk. Wat ook gelijk opvalt als je de handleiding bekijkt is dat dit spel echt in heel wat landen verkocht wordt. Zo is de handleiding in de volgende talen geschreven: Frans, Engels, Duits, Nederlands, Spaans, Italiaans, Portugees, Deens, Zweeds en Russisch.

Het spel stelt zichzelf in de handleiding voor met de woorden: Het is feest in het oerwoud! Een piramide bouwen, kegelen, gooien en vangen… en bij elke uitdaging kun je een medaille winnen. Een eerste actie-, manipulatie- en behendigheidsspel voor de kleintjes.

Inhoud doos

Het is een mooie vierkante doos van 21 cm en zo\’n 5 cm dik. In deze doos vindt je:

  • 6 dieren:
    • een luipaard
    • een tijger
    • een aap
    • een krokodil
    • een koala
    • een toekan
  • 20 opdrachtkaarten
  • 12 medailles (twee per dier)
  • De handleiding

Opdrachten

De little action opdrachten zijn onderverdeeld in 6 categorieën. Per soort zijn er 3 a 4 gelijkaardige opdrachten. Voor we het hele spel gaan uitleggen kijken we eerst even naar wat voor opdrachten er in zitten en hoe ze uitgevoerd moeten worden.

Opdracht type 1: Piramide

Voorbeeld kaart van een piramide opdrachtkaart van het little ACTION spel van DJECO

Voor deze opdracht zal de speler de dieren die op de kaart staan moeten pakken en op elkaar zetten zoals aangegeven op de kaart.

Deze opdracht is alleen geslaagd als de piramide minstens 30 seconden blijft staan.

Opdracht type 2: Gooien

voorbeeld kaart van een gooi opdracht.

Voor deze opdracht neemt de speler het dier op de kaart.
Nu wordt de doos op zo.n 20 cm van de speler gezet (lengte van de doos).

Nu mag de speler het dier in de doos proberen gooien.

Deze opdracht is alleen geslaagd als het dier in de doos terecht komt en er niet uit springt.

Opdracht type 3: In evenwicht

Voorbeeld van een in evenwicht laten balanceren opdrachtkaart.

Voor deze opdracht neemt de speler het dier van de kaart en probeert hij dit op zijn hoofd te laten balanceren.

Deze opdracht is alleen geslaagd als het dier minstens 30 seconden op het hoofd van de speler blijft liggen, zonder dat hij of zij het vasthoudt.

Opdracht type 4: Draaimolen

voorbeeld van een Draaimolen opdracht.

Voor deze opdracht neemt de speler het dier van de kaart en probeert het 3 keer om zich heen te laten draaien. Dit door het zowel voor als achter zijn of haar rug van hand te wisselen.

Deze opdracht is alleen geslaagd als het dier tijdens geen van de drie rondes valt.

Opdracht type 5: Mikken

Voorbeeld van een mikken omgooien speelkaart

Voor deze opdracht neemt de speler de 2 dieren die aangegeven zijn op de opdrachtkaart.

Zet het deksel van de doos op zijn kant op zo\’n 20 cm (doos lengte afstand) van de speler. Zet het eerste dier bovenop de zijkant van de doos zoals aangegeven op de kaart.

Nu mag de speler met het tweede dier proberen het eerste dier van de doos af te gooien.

Deze opdracht is alleen geslaagd als het dier van de doos valt. Het is niet erg als de doos ook valt.

Opdracht type 6: Gooien en vangen

gooien en vangen opdrachtkaart van het little ACTION spel van DJECO

Voor deze opdracht neemt de speler het dier van de kaart.

Hij of zij gooit het met een hand de lucht in en moet het met ditzelfde hand terug vangen.

Het spel: Little Action

Hoe werkt dit spel nu? Er wordt met de klok mee gespeeld. Net als bij de meeste spellen mag ook hier de jongste beginnen. Deze speler trekt een opdrachtenkaart.

Nu mag deze speler proberen om voor deze opdracht een medaille te behalen. Voor elke opdracht mogen de spelers 3 pogingen wagen. Is de opdracht niet geslaagd binnen deze 3 pogingen dan krijgt de speler geen medaille en gaat de beurt naar de volgende speler.

Wanneer eindigt het spel nu? Op het moment dat de laatste medaille is uitgereikt is het spel gedaan. De speler die dan de meeste medailles verzameld heeft, is gewonnen.

Variaties

Bij de opdrachten die hiervoor opgenoemd zijn is je kindje vooral zijn of haar motorische vaardigheden aan het oefenen. Maar ook voor ruimtelijk inzicht. Je kindje moet inschatten hoe ver hij moet gooien en hoe hard hij moet gooien.

Hoe snel gaat het beestje als ik zo gooi? Het is direct ook een soort van balvaardigheid die nog veel van pas gaat komen.

Variatie 1: De doos verplaatsen

Bij opdracht type 1 en 5 kun je na verloop van tijd als de afstand van 20 cm gaat eens wat verder zetten. Of wat hoger of juist lager.

Op deze manier leert je kind ook dat als de doos verder staat hij verder moet gooien en dat zijn armspieren dus ook net iets anders zullen moeten bewegen.

Ook het gooien naar iets wat hoger of juist lager staat dan wijzelf gebeurt op een net iets andere manier.

Variatie 2: Taal stimuleren

Hiervoor zagen we op het kaartje wat we moesten doen. Maar wat als je je getrokken kaartje niet meer mag zien en je krijgt de opdracht van iemand anders? Of je moet zelf iemand anders de opdracht geven?

Mondelinge opdracht krijgen

Wanneer je kindje de opdracht niet langer kan zien, maar deze dus te horen krijgt. Moet je kindje goed gaan luisteren. Het moet de boodschap kunnen omzetten in acties. Door de acties op deze manier te krijgen stimuleer je het taalbegrip van je kindje. Hiermee vergroot je dus ook zijn passieve woordenschat.

Mondeling opdracht geven

Wanneer je kindje aan de beurt is om de opdracht voor een andere speler uit te leggen. Gaat hij juist aan de slag met zijn actieve woordenschat. Je kindje moet nu goeie zinnen maken, om zo duidelijk te maken wat er moet gebeuren. Hij leert nu als het ware instructies geven.

Voorbeeld van instructie bij kaartje van opdrachttype 5:

Zet het deksel van de doos op de zijkant. Zorg dat het deksel op een doos afstand van jou ligt. Dit doe je door de onderkant van de doos tussen jou en het deksel te steken. Haal nu de onderkant voorzichtig weg en zet de aap in het midden van het deksel. Nu mag je met de toekan proberen om de aap van het deksel te gooien. Het is niet erg als de doos hierbij omvalt.

De ruimtelijke begrippen die hier al aan bod komen zijn: zijkant, afstand, onderkant, tussen, op. Maar er komen ook heel wat actieve werkwoorden langs die goed vervoegd moeten worden: zetten, doen, weghalen, gooien, omvallen, … En ze leren er de 6 dieren mee die bij dit spel zitten. 😉

Bekijk hieronder een korte video van deze review:

Wil je dit spel voor jouw kindje aanschaffen dan kan dat in spellenwinkels of via bol.com.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *